Vandaag geen marktvrouw in Frankrijk, ik geef mijzelf een dag vrijaf.
Nou ja…
In plaats van om zes uur, om zeven uur opgestaan, ik ben toch wakker.
Het is nog koel en ik besluit te gaan wandelen.
Rugzak op, wandelschoenen aan, op pad.
Niet te veel willen, houd ik mezelf voor, rustig aan.
Ik loop een mij bekende route en zie dan ineens een veelbelovend pad, dat afwijkt naar omlaag.
Zou dat naar het riviertje la Loube leiden, dat daar in het dal stroomt?
Het is een duidelijk zichtbaar pad, goed te volgen.
Het kronkelt geleidelijk naar omlaag.
Hier en daar een boomstam of een paar rotsblokken, maar genoeg houvast aan bomen of takken om erlangs te komen.
Als het groen iets wijkt, zie ik diep onder mij de weg naar de Auberge waar ik logeer.
Die ligt in het ‘ravin de l’enfer’, een onheilspellende naam.
Maar waar ik loop zijn struiken en bomen en –belangrijk!- er is een pad.
Dat pad wordt nu soms wel steiler en ik moet af en toe op handen & voeten, maar het lukt.
Beelden uit mijn kinderjaren komen boven.
Acht jaar was ik, toen ik achter m’n vader aan omhoog klom in Oostenrijk op huttentocht. Jaren ben ik met hem meegelopen of liever achter hem aan gelopen. Hij liep voorop met z’n lange benen, ik, klein meisje, volgde. Af en toe wachtte hij wel even op mij, maar als ik hem dan weer had ingehaald zei hij monter: “zullen we weer verder gaan?”… en daar gingen we.
Nu hoor ik zijn wijze lessen:
“nooit van het pad af gaan in de bergen” en ik zorg er dan ook voor dat ik het pad tenminste altijd zie.
Het daalt gestaag en, na nog een steil stukje, sta ik langs de stromende beek. Ik kijk om en zie wat een afstand ik overbrugd heb.
Wat houd ik hiervan!
Deze natuur, dit zoeken naar het goede pad, de triomf van “I did it!”
Er passeert een groep mensen met helmen en touwen.
Die gaan het echte werk doen, de steile, loodrechte rotspartijen bedwingen.
Ik wijs waar ik zonet vanaf ben gekomen.
“Chapeau!” zegt de gids die hen begeleidt en lacht me vriendelijk toe. We gaan weer uit elkaar.
Nu stopt het pad langs de beek en moet ik nog een stuk langs de weg.
Nog anderhalve kilometer om precies te zijn.
Hmm...
Daar heb ik eigenlijk niet zo’n zin in.
Kijken of er, als ik ietsje afdaal langs de weg, niet toch een pad is?
Als het wat minder steil wordt, word ik ook wat minder voorzichtig blijkt.
En ja hoor, daar glijd ik onderuit.
Gelukkig niemand in de buurt om te schrikken of te lachen.
Ik ben alleen en de schade valt mee.
Bijna bij de auto nu en 10 uur.
Nog een hele dag voor mij alleen!
Nou ja…
In plaats van om zes uur, om zeven uur opgestaan, ik ben toch wakker.
Het is nog koel en ik besluit te gaan wandelen.
Rugzak op, wandelschoenen aan, op pad.
Niet te veel willen, houd ik mezelf voor, rustig aan.
Ik loop een mij bekende route en zie dan ineens een veelbelovend pad, dat afwijkt naar omlaag.
Zou dat naar het riviertje la Loube leiden, dat daar in het dal stroomt?
Het is een duidelijk zichtbaar pad, goed te volgen.
Het kronkelt geleidelijk naar omlaag.
Hier en daar een boomstam of een paar rotsblokken, maar genoeg houvast aan bomen of takken om erlangs te komen.
Als het groen iets wijkt, zie ik diep onder mij de weg naar de Auberge waar ik logeer.
Die ligt in het ‘ravin de l’enfer’, een onheilspellende naam.
Maar waar ik loop zijn struiken en bomen en –belangrijk!- er is een pad.
Dat pad wordt nu soms wel steiler en ik moet af en toe op handen & voeten, maar het lukt.
Beelden uit mijn kinderjaren komen boven.
Acht jaar was ik, toen ik achter m’n vader aan omhoog klom in Oostenrijk op huttentocht. Jaren ben ik met hem meegelopen of liever achter hem aan gelopen. Hij liep voorop met z’n lange benen, ik, klein meisje, volgde. Af en toe wachtte hij wel even op mij, maar als ik hem dan weer had ingehaald zei hij monter: “zullen we weer verder gaan?”… en daar gingen we.
Nu hoor ik zijn wijze lessen:
“nooit van het pad af gaan in de bergen” en ik zorg er dan ook voor dat ik het pad tenminste altijd zie.
Het daalt gestaag en, na nog een steil stukje, sta ik langs de stromende beek. Ik kijk om en zie wat een afstand ik overbrugd heb.
Wat houd ik hiervan!
Deze natuur, dit zoeken naar het goede pad, de triomf van “I did it!”
Er passeert een groep mensen met helmen en touwen.
Die gaan het echte werk doen, de steile, loodrechte rotspartijen bedwingen.
Ik wijs waar ik zonet vanaf ben gekomen.
“Chapeau!” zegt de gids die hen begeleidt en lacht me vriendelijk toe. We gaan weer uit elkaar.
Nu stopt het pad langs de beek en moet ik nog een stuk langs de weg.
Nog anderhalve kilometer om precies te zijn.
Hmm...
Daar heb ik eigenlijk niet zo’n zin in.
Kijken of er, als ik ietsje afdaal langs de weg, niet toch een pad is?
Als het wat minder steil wordt, word ik ook wat minder voorzichtig blijkt.
En ja hoor, daar glijd ik onderuit.
Gelukkig niemand in de buurt om te schrikken of te lachen.
Ik ben alleen en de schade valt mee.
Bijna bij de auto nu en 10 uur.
Nog een hele dag voor mij alleen!